Het orgel van de Opstandingskerk in Leiden werd in 1897 gebouwd voor de St. Josef Kirche in Bocholt. Een plaats net over de Duits-Nederlandse grens, in de buurt van Aalten. Deze kerk, gebouwd in een neogotische stijl, werd in 1897 in gebruik genomen. Tijdens de bombardementen van 22 maart 1945 werd het bouwwerk verwoest.
Het orgel was uitgerust met pneumatische laden van eigen vinding van de orgelbouwer. In die tijd gold een pneumatische systeem als vooruitstrevend. Hierbij komt de verbinding tussen toets en ventiel onder de pijp tot stand door luchtdruk. De toetsdruk is licht, en er kunnen speelhulpen worden gemaakt om de registers te bedienen. Dit systeem is niet gevoelig voor temperatuur- en vochtigheidschommelingen. Ook zal hebben meegespeeld dat er gebruik gemaakt kon worden van fabrieksmatig vervaardigde onderdelen.
Er waren twee klavieren, waarvan er een was geplaatst in een zwelkast, en een zelfstandig pedaal. De windladen waren achter elkaar opgesteld. De speeltafel bevond zich aan de zijkant. Het front was uitgevoerd in een neogotische stijl. Zoals bij orgels van Fleiter uit deze periode meer voorkomt, waren de frontpijpen waarschijnlijk stom.
In de klank van het orgel is het heersende kerkmuzikale klimaat in de Rooms Katholieke kerk van destijds terug te vinden: het Cecilianisme. Men zette zich af tegen de stijl van de Weense Klassieken en greep terug op het gregoriaans. Het orgeltype dat men voorstond moest veel zachte 8’ registers hebben. De registers moesten ingetogen zijn geïntoneerd.
Het orgel | Orgelbouwer | St. Josef Kirche | Dispositie 1897 | Overplaatsing | Herbouw 2010 | Dispositie 2010 | Literatuur